Zoeken in proces
Ik weet niet waar ik mee bezig ben. Ik weet dat ik zoek. Ik weet niet wat ik zoek. Ik heb een richting waarin ik zoek, mijn medium. Ik weet niet waar het me naar leidt. Ik kan enkel volgen en hopen dat wanneer ik bij mijn bestemming aankom. Dat ik deze zal herkennen.
"What one is hoping for, of course, is the one image which cancel out all others."
Zoeken is natuurlijk essentieel voor elke praktijk. Toch zijn er een aantal kunstenaars waar volgens mij, het zoeken de essentie is van hun werk. Ik moet bijvoorbeeld denken aan Francis Bacon. Het is overduidelijk dat Bacon zoekt. Bacon zoekt heel gericht. Hij werkt steeds op dezelfde formaten en werkt naar een beperkt aantal thema’s, waarvan het menselijk lichaam bij uitstek de belangrijkste is. Hij heeft een vaste modellengroep. Hij maakt nieuwe versies of interpreteert oudere werken van zichzelf, door bijvoorbeeld het hergebruiken van figuren, die hij dan spiegelt, vervormt. In zijn studio hingen veel reproductie van zijn eigen werken. Het concept van de triptiek in Bacon zijn context is ook merkwaardig, drie werken met hetzelfde thema en object, dat steeds net iets anders wordt geschilderd. Zijn titels zeggen eigenlijk niet veel. Hij noemt zijn werken vaak studies. Wat het zoekend element benadrukt. Want een studie is niet het einde. Het continu vernietigingen van werken en de grote rol die kans speelt in Bacon zijn proces getuigen van de zoektocht. Wanneer je de weg kwijt bent en je enkel kan rekenen op je gevoel, laat je, je leiden door kans. Ik moet ook denken aan Auerbach. In Auerbach zijn tekening bijvoorbeeld, waar hij steeds lijnen uitwist om ze dan opnieuw op te nemen. De lijnen worden precies hetzelfde of net iets anders gezet en dan opnieuw uitgewist. Zoekend naar de juiste lijn. De uitgewiste lijnen zijn een fundamenteel deel van het uiteindelijk resultaat. Ze getuigen van de weg en de zoektocht. Het zijn sporen die vertrappeld worden door nieuwe sporen. Bij zijn schilderijen zien we dezelfde strategie, het constant hernemen van lijnen. Enkel bij zijn schilderijen is er veel minder spraken van het uitwissen of verwijderen van verf. Bijvoorbeeld bij zijn vroege werken die heel dik in de verf staan is het lijn over lijn over lijn. Auerbach zei zelf, dat hij te bang was de verf weg te schrapen en dus telkens erover ging en dus was het resultaat (de dikke lagen verf) geen bewuste keuze. Net als Bacon heeft Auerbach een kleine groep modellen die hij persoonlijk kent. Beide Bacon en Auerbach zoeken naar een manier om het menselijk lichaam te tonen, niet te illustreren. Ze zoeken een waarachtige representatie van het menselijk lichaam, hoe het ademt, beweegt, vibreert, de krachten die erop werken. Ze willen de ervaring van de persoon afbeelden. Dit doen ze door hun medium het onderwerp te maken, niet het menselijk lichaam zelf.
Ik zit volgens mij op dezelfde lijn of eerder evenwijdig aan de lijn van Bacon en Auerbach. Tegenwoordig leun ik meer naar Auerbach, zeker in het geval van proces, maar Bacon was mijn allereerste echte held. En de indruk die hij op mij heeft achtergelaten is nog steeds permanent aanwezig. De indruk is niet meer zo duidelijk te zien, in het werk maar daaronder is die zeker nog aanwezig. Het idee van werken als studies heb ik overgenomen van Bacon. Ik zie veel van mijn werk als studies of eerder tussenstappen. In tegenstelling tot Bacon, die een grote vernietigingsdrang heeft, heb ik eerder een behoudingsdrang of verzameldrang.
Ik vind het zeer moeilijk om een werk te vernietigingen, zelfs als het een slecht werk is. Ik bewaar alles, want het kan later altijd van pas komen. Deze ingesteldheid heeft volgens mij ook te maken met mijn visie op de werken. Ik zie veel van mijn werk eerder als een tussenstap dan als een voltooid resultaat. Een werk kan tegelijk “ongeslaagd” en "geslaagd" zijn. Het werk kan op zichzelf minder sterk zijn maar kan wel een duidelijke of sterke stap tonen. Ik vind het dan ook belangrijk om bijna alles te tonen. Je kan het vergelijken met een wiskunde vraagstuk, waar de tussenstappen eigenlijk even belangrijk zijn als het antwoord. Mijn werk zoekt samen naar een antwoord in die zin staat niets los van elkaar. Zelfs werk dat op eerste zicht zeer verschillend is zoals de stillevens en grote tekeningen, helpen elkaars proces. Ik kijk regelmatig terug naar oud werk van mezelf en maak soms nieuwe versies. Ondanks dat alle verschillende mediums en thema’s met elkaar verbonden zijn in het zoeken naar de volgende stap. Geloof ik dat er meer dan één antwoord is, meer als één beeld. Ik geloof niet in het ene beeld die alle andere verwaarloosd zoals Bacon zegt. Ik denk dat er voor elk type werk een juist antwoord is. En dat antwoord vind je door de verschillende type werk te combineren in je vraagstuk.
a
b
c
d
Vroeger was het zoeken enkel aanwezig in het schilderen. Nu heeft zich deels verplaats naar de voorbereiding. Vorige jaar gebeurde dit voor het eerst. Ik heb toen een heel semester gewerkt aan een maquette, om die te schilderen. Dit jaar is de voorbereiding een grotere rol beginnen spelen. Vooral bij de stillevens wordt veel van het zoeken vooraf gedaan. De opstelling wordt zeer aandacht opgezet, wat soms een week duurt. Ik maak veel voorschetsen. Na de schetsen kan de opstelling terug veranderd worden. Er wordt dus veel meer gespeeld en gezocht vooraf. De grootste zoektocht blijft toch nog steeds in de verf en in de vertaling van de waarneming naar doek, maar ik voel het evenwicht wel wringen tussen de twee.
Om te vermijden dat ik in de wilde weg zoek stel ik richtlijnen op voor mijn werk. De richtlijnen gaan over thema’s, composities, dragers, materialen, kleuren, groottes. Ik probeer het werk binnen mijn richtlijnen zo ver mogelijk te duwen. Een werk is af wanneer ik het gevoel heb dat ik het niet meer verder kan duwen binnen de richtlijnen. Het resultaat moet een verrassing zijn en mijn buikgevoel moet goed zitten, dan kan een werk als “af” gezien worden. De richtlijnen verschillen van werk tot werk maar Het kan zijn dat een stel richtlijnen worden hergebruikt. Ik hergebruik ze als ik voel dat er nog meer inzit en blijf ze gebruiken tot ze beklemmend voelen. Dan verbreed ik of versoepel ze, bijvoorbeeld door een nieuw element te introduceren. De richtlijnen zorgen ervoor dat ik stapsgewijs werk en dat de zoektocht gestructureerd en grondig verloopt. Er is wel een probleem, ik denk dat de richtlijnen er soms voorzorgen dat ik te braaf ben. Ik denk dat het tijd is om echt de grens te zoeken. Dat ik niet binnen de lijnen blijf maar erop sta. Dit zorgt ervoor dat je het werk te ver kan duwen en dat het verliest. Hier heb ik vaak schrik voor bij een ‘goed’ werk. Ik word timide en ben bang van de grote ingrepen. Ik pruts dan verder aan het werk met kleine ingrepen. Er zijn dan twee mogelijkheden, ofwel wordt het werk een verrassend goed werk en andere keer kom ik uit op een mooi voorspelbaar werk. De tijd helpt me met die schrik van ingrepen. Het zorgt dat ik wen aan het schilderij, waardoor ik uiteindelijk toch terug grootte ingrepen kan doen. Ik denk dus wel dat het tijd is om nog harder te duwen en nu en dan is een werk te verliezen. Het werk voorbij de verwachtingen duwen. Het is belangrijk dat ik veel tijd neem bij het werken. Sommige werken hangen maanden onaangeraakt aan de muur, ze moeten uitrusten zeg ik altijd. Ik moet even alles van dat werk vergeten om het opnieuw te herontdekken. Ik denk dat die tijd essentieel is in mijn werk maar die tijd zorgde voor een klein probleem dit jaar. Ik had dit jaar een heel zwaar gevoel van tijdstekort en alles moest snel gaan. Ik heb niet genoeg gewacht en gekeken vind ik zelf, Ik ben niet een Thomas die op één à twee sessies een werk af heeft. Nee de dingen gaan bij mij trager, ze hebben die tijd echt nodig, ze hebben die vele sessies echt nodig.
"I paint what I want to see."
In mijn werk probeer ik te zoeken naar wat mij opvalt. Ik probeer de aandacht te leggen op de dingen die ik opmerkelijk, absurd, vreemd, mooi of grappig vind. Ik heb al twee keer de opmerking gekregen dat mijn werk grappig is of vol humor zit. Ik vind dit altijd een mooi compliment. Beide opmerkingen waren over zelfportretten, Bram zei dat mijn toets grappig was en in contrast stond met de serieuze toets van de expressionisten. Over een ander portret zie Arne simpelweg, Er zit wel veel humor in he. Het mooie is dat de humor in de portretten een onbewust bijproduct is. Ik zoek niet naar iets grappig, ik kijk gewoon en probeer de waarneming te vertalen. Het zoeken bij de portretten zit juist heel hard in het schilderen zelf. Er wordt niet echt gespeelt bij de voorbereiding zoals bij stilleven. De portretten worden met een spiegel gemaakt. Ik kies een houding voor het portret en start in de verf. Ik begin altijd met verdunde olie verf. Ik zet veel lijnen en vlakken op en veeg ze dan weer weg, zoekend naar de juiste. Het schilderij zegt wat ik moet doen. Daar- na laat ik het werk meestal een tijdje met rust voordat ik begin met dikker en steeds vettere verf. Ik zoek zo verder, het werk start vaak intuïtief zoals bijvoorbeeld de compositie die soms niet uitkomt. Waardoor ik een ingreep moet doen zoals een extra doek voor het voorhoofd. De waarneming is het belangrijkste, maar ik probeer die niet gewoon te illustreren. Het moet voorbij de illustratie gaan, naar de kracht en energie. De portretten duren het langst om te schilderen. Ze wachten het langst op zichzelf. Ik weet niet waarom, zo is het nu eenmaal. Ik heb maar twee zelfportretten kunnen afmaken, eentje bijna heel het jaar aan gewerkt de andere een semester. En zoals ik al zei is dit niet een jaar werken, ze hangen vaak maanden onaangeraakt aan de muur. Bij de recentere portretten begint het concept of idee wel binnen te sluipen. Het grove werk gebeurt nog altijd in de verf en tussen de stap waarneming, doek. Terwijl bij stilleven een groter evenwicht is, veel van het zoeken gebeurt al in de voorbereiding, de manier waarop ik een opstelling maak. In de opstelling zoek ik al naar het absurde of grappige, door bijvoorbeeld flessen van lichte naar donkere kleur te sorteren of objecten van groot naar klein te plaatsen. Stilleven vind ik een mooi thema omdat het vrij objectief is maar tegelijk veel connotaties draagt. Stilleven was natuurlijk traditioneel de laagste in de ranglijst van genre’s, en werd vaak gezien als studie of oefening. Wat overheen komt met mijn visie over al mijn werk. Een figuur als Morandi die het genre stilleven bij wijze van spreken heeft uitgespeeld is ook heel boeiend. Het is interessant om mezelf af te meten tegen zo’n titaan. En kijken waar ik kan verschillen, hoe ik het genre toch verder kan nemen en toe-eigenen. Als ik aan een nieuw stilleven begin start ik met de opstelling. Ik verzamel een selectie objecten uit de stilleven kast die me op visueel en kleur vlak aanspreken. De keuzes zijn wel willekeurig en niet doordacht. Ik begin vervolgens verschillende opstellingen te testen. Ik kijk hoe de objecten contrasteren met elkaar. Ik zoek in de opstelling naar dingen die absurd of vreemd voelen, zoals objecten die in elkaar doorlopen, of ze zo plaatsen dat ze dezelfde omtrek hebben. Ik begin dan te schetsen, ik maak meerdere schetsen. Na het schetsen beslis ik of de opstelling herschikt moet worden of dat ik kan beginnen met schilderen. De opstelling kan weekje of een dag duren. Mijn formaten voor stilleven zijn redelijk klein, ik hou ze intiem. Het zorgt ook voor een fel contrast tussen de monumentale tekeningen. Ik begin met verdunde olieverf, de objecten te meten. Ik zoek dan naar de lijnen en vlakken. De compositie bedenk ik niet op voorhand, meestal begin ik met een object en laat ik de rest vanuit dat object ontstaan. Ik luister naar mijn schilderij. Ik werk een tijdje met de uitgedunde verf. Ik veeg en wrijf stukken weg om ze opnieuw te hernemen. Dit blijf ik herhalen tot de objecten volgens mijn gevoel ongeveer juist staan. Meestal laat ik het werk dan een tijdje hangen in het atelier. Om er vervolgens verder op door te werken met dikkere en vettere verf. Ik werk zoals in al mijn werk in meerdere sessies. Soms zit er een lange tijd tussen de sessies en anders gebeuren de sessies op één week. Ik volg de waarneming, maar speel er ook mee. Ik abstraheer, vergroot dingen, die me opvallen of samenvallen. Zo zoek ik naar een zeker gevoel van vervreemding, al vanaf de opstelling. Ik zoek ook naar een zeker gewicht in de objecten, hoe de krachten inwerken op de objecten, hoe ze de ruimte innemen. Ik probeer mijn objecten met het gewicht en vroomheid te schilderen als figuren van Giotto.
e
f
"Het schilderij zegt wat ik moet doen."